Wet handhaving consumentenbescherming

Wet handhaving consumentenbescherming



Op 29 november 2006 is de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in werking getreden (Stb. 2006, 591 en 592). De Whc geeft uitvoering aan de Europese Verordening 2004/2004 inzake samenwerking handhaving consumentenbescherming (PbEU 2004, L 364). Doel van de Verordening 2006/2004 is verbetering van de consumentenbescherming door het opzetten van publieke handhavingsinstanties in de EU. Als uitvloeisel daarvan voorzag de Whc in de oprichting van de Consumenten Autoriteit (CA). Deze is echter vervallen op 1 april 2013 en vervangen door de Autoriteit Consumenten en Markt (ACM). Daarnaast wijst de Whc nog een aantal bestaande toezichthouders als bevoegde autoriteit aan (zoals o.m. de Autoriteit Financiële Diensten voor de handhaving van financiële diensten). De ACM houdt toezicht op de naleving van het consumentenrecht en is bevoegd om tegen nationale en grensoverschrijdende inbreuken op wettelijke bepalingen genoemd in de bijlage bij de Whc op te treden (zie nader H.B. Krans en T.H.M. van Wechem, Handhaving door de Consumentenautoriteit, in: WPNR 2008, 6772, blz. 806 e.v.). Het betreft wettelijke bepalingen van Europese oorsprong, zoals bepalingen afkomstig onder meer uit de Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen, de Richtlijn 97/7 koop op afstand, Richtlijn 1999/44 consumentenkoop en garanties, Richtlijn 2000/31 elektronische handel en Richtlijn 2005/29 oneerlijke handelspraktijken. De ACM is niet bevoogd om bepalingen die uit nationale regelgeving afkomstig zijn te handhaven.

Uitgangspunt van de Whc is dat de ACM pas handhavend mag optreden, indien de markt zelf de overtredingen niet op efficiënte wijze kan oplossen (zie Kamerstukken II, 30928, nr.3, blz. 7).

De ACM is slechts bevoegd om tegen inbreuken met een collectief karakter op te treden. De Verordening 2006/2004 geeft in artikel 3 onder k als omschrijving voor collectieve consumentenbelangen: de belangen van een aantal consumenten, die door een inbreuk zijn of kunnen worden geschaad. De ACM dient aan de hand van de onderliggende materiële norm te beoordelen of er sprake is van een collectief belang. Dient deze norm ertoe om de positie van een consument in zijn relatie met een aanbieder te versterken of strekt de norm ertoe om een collectiviteit van consumenten te beschermen tegen bepaalde gedragingen van een aanbieder die de consumenten op gelijksoortige wijze raakt. (zie Kamerstukken II, 30411, nr. 3, blz. 16). De bescherming van consumenten tegen het hanteren van onredelijke bezwarende bedingen in algemene voorwaarden wordt als een te beschermen collectieve norm gezien (zie Kamerstukken II, 30411, nr. 3, blz. 16).

De Whc voorziet in een duaal stelsel van handhaving. Inbreuken op bepalingen die in het Burgerlijk Wetboek zijn geïmplementeerd dient de ACM in beginsel langs privaatrechtelijke weg te handhaven (zie bijlage onder a bij Whc). Op grond van artikel 3:305a kan de ACM in een privaatrechtelijke procedure een rechtsvordering instellen en tevens openbaarmaking van de uitspraak vorderen, indien voorafgaand overleg zonder succes is verlopen (zie nader onder het kopje Algemene versus bijzondere regeling). Teneinde een snel en efficiënt optreden van de ACM mogelijk te maken, is een speciale verzoekschriftprocedure bij het Gerechtshof Den Haag in de wet opgenomen (zie art. 3:305d). In deze procedure kan worden gevorderd dat de inbreuk wordt gestaakt. Tevens kan worden gevorderd dat de beschikking van het Hof waarin staking van de inbreuk wordt bevolen, openbaar wordt gemaakt (art. 3:305d lid 3). De ACM mag echter pas een procedure beginnen, indien het gevorderde niet kon worden bereikt in voorafgaand overleg met de overtreder.

De ACM kan ook toetreden tot een vaststellingsovereenkomst tot collectieve afwikkeling van massaschade (art. 2.6 Whc).

Inbreuken op bepalingen die publiekrechtelijk van aard zijn worden bestuursrechtelijk door de ACM gehandhaafd (zie Bijlage onder b bij Whc). Als instrumenten staan haar in dat geval o.m. het opleggen van een bestuurlijke boete en/of een last onder dwangsom ter beschikking. De bestuurlijke boete kan oplopen tot Euro 76.000, -.

Tijdens de behandeling van het wetsontwerp is de duidelijke scheiding van het duale stelsel op bepaalde punten verlaten. Dit houdt in dat in de bijlage b van de wet genoemde privaatrechtelijke bepalingen bestuursrechtelijk dienen te worden gehandhaafd. Deze keuze werd ingegeven door de gedachte dat het privaatrechtelijke normen betreft waarvan de overtreding eenvoudig is vast te stellen (zie Kamerstukken II, 30928, nr.3, blz.6).

Uit artikel 2.5 Whc juncto onderdeel a van de Bijlage van de Whc blijkt dat bijna alle bepalingen van afd. 6.5.3., met uitzondering van de zwarte lijst van art. 6:236, privaatrechtelijk worden gehandhaafd. Art. 6:236 wordt bestuursrechtelijk gehandhaafd (zie ook Zwarte en grijze lijst).

(zie nader: B. Wessels, Collectieve preventieve rechterlijke toetsing in bedingen in algemene voorwaarden: een bruikbaar wapen, in: Maandblad voor Vermogensrecht 2010, nr. 12, blz. 327 e.v.; H.B. Krans, T.H.M. van Wechem, Handhaving door de Consumentenautoriteit, in: WPNR 2008, 6772, blz. 806 e.v.; E.S. van Nimwegen, Handhaving door de Consumentenautoriteit: een goed samenspel met het Burgerlijk Wetboek en Europese regelgeving, in: Contracteren, 2010, nr. 2, blz. 54 e.v.; C.Cauffman, Efficiënt handhaven van consumentenrechten, in: NTBR 2010/3, blz. 78 e.v.; E.L.M. Mout-Vos, Het duale stelsel van handhaving van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc), een tussenstand, in: TvC 2010-6, blz. 258 e.v.).

Copyright © 2014, Berkeley Bridge