De inhoudstoetsing van algemene voorwaarden krachtens afd. 6.5.3

De inhoudstoetsing van algemene voorwaarden krachtens afd. 6.5.3


Naast de in onderdeel 5 (de informatieplicht van de gebruiker van algemene voorwaarden) van dit menu (Algemene informatie) besproken informatieplicht kan de inhoudstoetsing van algemene voorwaarden als het meest belangrijke onderwerp van afd. 6.5.3. worden beschouwd. De rechter kan in het geval van een geschil het betreffende beding aan een zogenaamde 'concrete toetsing' onderwerpen, waarbij alle omstandigheden van het individuele geval een rol kunnen spelen. Een contractclausule is vernietigbaar indien deze, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (art. 6:233 onder a). Bij grote wederpartijen in de zin van art. 6:235 lid 1 geldt deze norm niet, maar geldt als maatstaf voor inhoudstoetsing de redelijkheid en billijkheid (artt. 6:2 en 248).


Een beroep op de onderhavige vernietigingsgrond kan in een (reconventionele) vordering worden gedaan. Mogelijk is echter ook dat een beroep op deze vernietigingsgrond wordt gedaan ter afwering van een op een rechtshandeling steunende vordering. Een en ander volgt uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3 BW. Zie bevestigend: HR 17 december 1999, NJ 2000, 140.


Artikel 6:233 onder a, de zogenaamde 'open norm', is een nadere uitwerking van de 'redelijkheid en billijkheid' van de artikelen 6:2 en 248. De term 'onredelijk bezwarend' is onlosmakelijk verbonden aan de in dit artikel genoemde omstandigheden. De onredelijke bezwarendheid van een beding zal veelal gelegen zijn in het feit dat het beding:

  1. de autonomie van de wederpartij aantast en/of
  2. het door de gebruiker opgewekt vertrouwen ondermijnt en/of
  3. het evenwicht tussen de wederzijds te verrichten prestaties verstoort.


In het algemeen zal een beding in algemene voorwaarden dat overeenstemt met een wettelijke bepaling niet onredelijk bezwarend zijn. Dit wordt anders indien toepassing van de regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (HR 23 februari 2001, NJ 2001, 277).


Denkbaar is de situatie waarin sprake is van samenloop tussen de regeling inzake een onredelijk bezwarend beding en de regeling inzake de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De rechtsgevolgen van de bepaling van artikel 6:233 onder a BW en van de bepaling van artikel 6:248 lid 2 BW kunnen met betrekking tot één feitencomplex niet naast elkaar worden ingeroepen. Er bestaat dus geen mogelijkheid van cumulatie. Een en ander kan worden afgeleid uit het arrest van de Hoge Raad gewezen op 14 juni 2002 (HR 14 juni 2002, NJ 2003, 112, m.nt. JH).


De Hoge Raad zag zich in deze zaak (onder meer) voor de vraag gesteld of bepalingen in algemene voorwaarden behoren te worden getoetst aan de hand van de maatstaf of sprake is van onredelijk bezwarende bedingen in de zin van artikel 6:233 onder a BW, of dat daarnaast toetsing aan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid mogelijk is. Hoewel cumulatie van beide genoemde rechtsgevolgen niet mogelijk is, is de Hoge Raad van oordeel dat niet valt in te zien op welke grond in de onderhavige zaak afgeweken zou moeten worden van het algemeen geldende uitgangspunt dat, indien verschillende bepalingen voor toepassing op één feitencomplex in aanmerking komen en cumulatie niet mogelijk is, aan de gerechtigde de keuze is welke rechtsgevolgen hij wenst in te roepen of op welke rechtsgrond hij zich wenst te baseren. Naar het oordeel van de Hoge Raad zou, nu de regeling van afdeling 6.5.3 BW ertoe strekt de positie van de wederpartij van een gebruiker van algemene voorwaarden te versterken, aan die strekking worden tekort gedaan indien de wederpartij zou zijn verstoken van een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Ook het verschil in rechtsgevolgen staat aan deze keuzemogelijkheid niet in de weg, nu dit verschil voor de gebruiker van de algemene voorwaarden niet tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, aldus de Hoge Raad.


In art. 6:233 onder a wordt een aantal omstandigheden genoemd waarop moet worden gelet indien men wil vaststellen of bepaalde bedingen in algemene voorwaarden al dan niet 'onredelijk bezwarend' zijn.


Over welke omstandigheden wilt u nadere informatie?


  1. De aard van de overeenkomst.
  2. Overige inhoud van de overeenkomst.
  3. De wijze van totstandkoming van de algemene voorwaarden.
  4. De wederzijds kenbare belangen.
  5. De overige omstandigheden van het geval.

Copyright © 2014, Berkeley Bridge